Leonardo da Vinci was een heel getalenteerd man die veel artistiek werk maakte en zich in verschillende richtingen ontwikkelde. Hij was zelf geen wiskundige, maar wel heel natuurwetenschappelijke georiënteerd. Hij deed veel studies in de vorm van tekeningen van mechanische apparaten en het menselijk lichaam.
Omstreeks 1497 maakte hij voor Luca Pacioli tekeningen van regelmatige veelvlakken, als illustraties voor een boek met de naam “Over de Goddelijke Verhoudingen” (De Divina Proportione). Hij tekende de figuren als ‘ solids’ en als ‘lege’ modellen die als het ware gemaakt zijn van houten raamwerken, waar je dus doorheen kan kijken. Bij Pacioli krijgt hij ook lessen in de wiskunde en zijn tekeningen zijn mooie studies van het fenomeen van de regelmatige veelvlakken én het perspectivisch weergeven daarvan.
Hij hangt ze in de tekeningen op aan een touw, om te laten zien dat echte objecten zijn die in de ruimte kunnen bungelen. Dat is een komische draai omdat hij wel echte wiskundige dingen tekent, die van zichzelf abstract zijn. Maar je kunt ze zo wel goed bekijken en bestuderen, als ze echt voor je neus zouden ronddraaien. En in die tijd was het echt nieuw om deze platonische en archimedische lichamen op deze manier te construeren.
Da Vinci tekende een hele serie van deze objecten, zo’n 60 verschillende. De veelvlakken zijn soms niet voor de hand liggend, maar het zijn wel boeiende studies van hoe objecten eruit zien als je regelmatige veelhoeken combineert tot veelvlakken of ruimtefiguren. Ook complexe stervormige figuren tekent hij helemaal uit.
Op de foto staat een houten model van een verhoogde dodecaëder (een 60-vlak), afbeelding 32 uit de Divina Proportione, op een tentoonstelling met nagebouwde modellen van Da Vinci, in de Galleria Michelangiolo in Florence.