Ondanks kritiek vinden directies, docenten en leerlingen hun schoolgebouwen helemaal niet zo slecht of vervelend. Sterker nog uiteindelijk voelen leerlingen zich op hun gemak, vinden docenten het een prettige werkomgeving, kan iedereen elkaar goed verstaan en vindt men de lokalen geschikt.
Waar schoolleiders wel ontevreden over zijn, is de (regelbaarheid van) de temperatuur (in de lokalen), de stookkosten, frisse lucht en de hoeveelheid bergruimte. Zij vinden ook de flexibiliteit van ruimtes (kunnen samenvoegen of splitsen) te weinig.
Opvallend is dat het voor de oordelen nauwelijks uitmaakt hoe oud de scholen zijn (bouwperiode) of welk type gebouw (je kunt zo’n tien verschillende ‘lay-outs’ onderscheiden). Alleen de gebouwen van na 2006 scoren beter.
Dat het klimaat in de klas slecht scoort is het gevolg van het tijdelijke en zeer intensieve gebruik van een klaslokaal. Vergelijkbaar met een theater. Bij heel veel andere (werk)ruimtes is er sprake van een grote gelijkmatigheid. In de klas zijn eigenlijk per kubieke meter heel veel mensen bij elkaar. En een schoolgebouw wordt gedurende de dag en het jaar ook niet gelijkmatig gebruikt.
Bij nieuwe scholen speelt men nu daar wel op in. Voor alle bestaande scholen is er dus werk aan de winkel want onderwijsgebouwen aanpassen aan de huidige tijd is belangrijk en er valt veel energie te sparen (of te verduurzamen).
Alle huidige opvattingen van gebruikers van schoolgebouwen, de ervaren knelpunten en de kosten om dit op te lossen staan in de ‘Monitor kwaliteit onderwijshuisvesting PO en VO, Nulmeting 2013′ (Ministerie OCW)